Kadernota 2022 - 2025

3. Budgettair Kader Begroting 2022 - 2025

3.3 Begrotingssaldo 2021 - 2035 en Algemene reserve


*De piek in 2022 en daling in de periode 2024-2031 is ontstaan door het laten vrijvallen van de bestemmingsreserve Begrotingssaldo 2024-2031 ten gunste van het begrotingssaldo in 2022

(bedragen x € 1 mln)

Huidig collegeperiode

Nieuw collegeperiode

Nieuw collegeperiode

Nieuw collegeperiode

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

2031

2032

2033

2034

2035

2036

Beginstand jaar

95,2

105,9

195,6

211,8

258,3

298,4

330,7

359,7

383,1

406,0

426,1

445,8

464,6

484,3

506,7

531,3

Af/bij: mutaties eerdere P&C producten

   0,0

 12,9

 10,6

 50,0

 50,7

 41,5

 41,2

 38,5

 36,0

 30,3

 26,7

 22,6

 21,8

 23,9

24,5

37,6

Beginstand 

95,2

118,8

206,3

261,8

309,1

339,9

371,9

398,2

419,1

436,3

452,7

468,3

486,4

508,2

531,2

568,9

Af/bij: Voorjaarsnota 2021 / Kadernota 2022

10,8

76,8

5,5

-3,5

-10,7

-9,2

-12,2

-15,1

-13,1

-10,2

-7,0

-3,7

-2,1

-1,5

0,0

-0,7

Stand na Totaal (A+B)

105,9

195,6

211,8

258,3

298,4

330,7

359,7

383,1

406,0

426,1

445,8

464,6

484,3

506,7

531,3

568,2

Buffer weerstandsvermogen

-30,0

-30,0

-30,0

-30,0

-30,0

-30,0

-30,0

-30,0

-30,0

-30,0

-30,0

-30,0

-30,0

-30,0

-30,0

-30,0

Vrije ruimte cumulatief

75,9

165,6

181,8

228,3

268,4

300,7

329,7

353,1

376,0

396,1

415,8

434,6

454,3

476,7

501,3

538,2

Vrije ruimte per jaar (begrotingssaldo)

10,8

89,7

16,1

46,6

40,1

32,2

29,0

23,4

22,9

20,1

19,7

18,9

19,7

22,4

24,6

36,9

 
Toelichting
Het begrotingssaldo zoals het hierboven wordt gepresenteerd is gebaseerd op de baten en lasten zoals die op dit moment in de begroting zijn opgenomen. Het begrotingssaldo in de Begroting 2021 was voor de jaarschijf 2022 € 12,9 mln. Door de mutaties in de Voorjaarsnota 2021 en de Kadernota 2022 stijgt het begrotingssaldo met € 76,8 mln. Per saldo is in de jaarschijf 2022 dan sprake van een incidenteel voordelig begrotingssaldo (overschot) van € 89,7 mln. De plussen en minnen op het begrotingssaldo zijn opgenomen in het overzicht mutaties begrotingssaldo.

Het begrotingssaldo in de periode 2024 tot en met 2036 zal bij behandeling van de kadernota in Provinciale Staten lager zijn in indien er een besluit is genomen over de warmtelevering Leidse Regio WLQ+. De totale impact negatieve op het begrotingssaldo over deze periode is € 43,4 mln. Voor nadere duiding zie hoofdstuk onzekerheden. Dit heeft dan ook impact op de vrije ruimte in de algemene reserve in de hierboven genoemde periode.

Door de toevoeging aan de Algemene reserve in 2022 van € 76,8 mln neemt de Algemene reserve in omvang toe. Van de Algemene reserve is € 30 mln bedoeld als buffer voor onvoorziene gebeurtenissen. Er resteert nog een vrije ruimte van € 165,6 mln incidenteel in 2022. Van dit bedrag is € 69,4 mln ontstaan door het laten vrijvallen van de bestemmingsreserve Begrotingssaldo 2024-2031 in 2022. Tegen deze plus in 2022 staan minnen in de periode 2024-2031. De reden dat de Algemene reserve in het 15-jaren beeld groeit is omdat alle begrotingsoverschotten voor die periode worden toegevoegd aan deze Algemene reserve tot het moment dat ze ingezet worden.

Het begrotingssaldo is het verschil tussen de geraamde baten en lasten in een bepaald jaar. Deze overschotten of tekorten worden verrekend met de algemene reserve. Het begrotingssaldo geeft aan of er op de lange termijn sprake is van een reëel en structureel begrotingsevenwicht. Het begrotingssaldo mag tijdelijk negatief zijn, dit tekort op het begrotingssaldo wordt dan gedekt uit de vrije ruimte van algemene reserve. Dit kan alleen zolang er vrije ruimte is in de algemene reserve is. Het begrotingssaldo is te beïnvloeden door te sturen op de baten en/of de lasten. Zie ook hoofdstuk lange termijn, lasten en baten.

In de manier waarop de provincie met de begroting omgaat worden begrotingsoverschotten en –tekorten verrekend met de Algemene reserve (dit geldt overigens niet voor de ‘gesloten’ begrotingsprogramma’s groen en mobiliteit, waarbij overschotten en tekorten worden verrekend met betreffende bestemmingsreserves).
Hierdoor neemt de Algemene reserve toe bij een voordelige ontwikkeling van de begroting en af bij een nadelige ontwikkeling. In de (door PS vastgestelde) financiele verordening wordt voorgeschreven dat de Algemene reserve minimaal € 30 mln moet bedragen, als buffer voor onvoorziene gebeurtenissen. Alles boven die € 30 mln in de Algemene reserve wordt aangeduid als “vrije ruimte”.

Omdat in de Algemene reserve de begrotingsoverschotten worden gespaard, ook die van het verleden, kan het zijn dat de vrije ruimte in een bepaald jaar hoger is dan het begrotingssaldo van dat jaar.

Duiding begrotingssaldo en Algemene reserve
Samengevat zijn er veel incidentele middelen beschikbaar, onder andere veroorzaakt door overschotten in het verleden en de vrijval van de bestemmingsreserve Begrotingssaldo 2024-2031. Maar structureel is er weinig ruimte in het begrotingssaldo. Waarbij gerealiseerd moet worden dat de dekking voor het beleid dat incidenteel gedekt is door de inzet van het coalitieakkoord, totaal € 160 mln (€ 40 mln per jaar), afloopt vanaf 2024. Bij de Begroting 2022 zal voor een aantal ambities voorstellen worden opgenomen voor de jaren na 2023
zodat werkzaamheden en plannen voor langere termijn ingezet kunnen worden.

Daarnaast spelen er nog onzekerheden met betrekking tot de ontwikkeling van de algemene uitkering van het provinciefonds en een aantal opgaven. De vraag is of en hoe we de incidentele middelen gekoppeld aan incidenteel beleid realistisch in kunnen plannen versus voldoende incidentele middelen beschikbaar te houden voor de onzekerheden in de toekomst. Denk hierbij aan de ontwikkeling van de algemene uitkering van het provinciefonds. Als het Rijk op enig moment gaat bezuinigen om de staatsschuld af te lossen dan staat de algemene uitkering mogelijk onder druk. Het begrotingssaldo geeft nu weinig structurele ruimte om dit zonder gevolgen op te vangen.

Begrotingssaldo 2021 en Algemene reserve
In 2021 is er sprake van € 75,9 mln aan vrije ruimte in de Algemene reserve. Dit bestaat voor € 10,8 mln uit begrotingsoverschot in 2021 en voor € 65,1 mln aan overschotten uit het verleden. De toename van het begrotingssaldo in 2021 wordt veroorzaakt door het resultaat van de jaarrekening en een aantal autonome ontwikkelingen. Echter het resultaat van de jaarrekening minus de beklemmingen en mutaties op de ambities vallen nagenoeg geheel tegen elkaar weg. Waardoor de toename voornamelijk toe te wijzen is aan de autonome ontwikkelingen.

Begrotingssaldo 2022-2036 en Algemene reserve
Het begrotingssaldo blijft voor de komende 10 jaar dalen. In het huidige begrotingssaldo is er niet meer dan € 16,1 mln aan structurele ruimte. Dit is de laagste stand van het begrotingssaldo in 2023. Of deze ruimte ook echt beschikbaar is is onder andere afhankelijk van de onderstaande ontwikkelingen.

  1. Het opheffen van de bestemmingsreserve Begrotingssaldo 2024-2031 heeft grote gevolgen voor het begrotingssaldo en de Algemene reserve. Het effect van deze mutaties is dat het begrotingssaldo in die periode met gemiddeld € 10 mln per jaar afneemt en het begrotingssaldo in 2022 € 69,4 mln toeneemt. Als gevolg hiervan stijgt de vrije ruimte in de Algemene reserve in 2022 met € 69,4 mln. Hiermee wordt het effect van relatief veel incidentele middelen en weinig structurele middelen verder versterkt.
  2. Er wordt momenteel beleid voor indexatie ontwikkeld dit zal leiden tot onder andere een herberekening van de stelpost prijscompensatie bij de Begroting 2022. Vanuit Begroting in Evenwicht wordt er ook gekeken of op alle onderdelen die we moeten uitvoeren, denk aan onderhoud, indexatie ook voldoende is opgenomen. Hetzelfde geldt voor de investeringen. Een en ander kan het effect hebben dat er voor indexatie meer structurele middelen nodig zijn.
  3. De intensiveringen van € 160 mln vanuit het Coalitieakkoord 2019 - 2023 zijn incidenteel en lopen af na 2023. Dit is ook de oorzaak van het hogere begrotingssaldo in 2024. Ook volgende colleges moeten financiële ruimte hebben.
  4. Ontwikkelingen op onder andere Stikstof, Warmtedossier en de onzekerheid met betrekking tot de effecten van de coronacrisis op zowel de baten als lasten.
  5. In overleg met de VNG en het IPO is besloten om het accres zoals gepresenteerd in de Voorjaarsnota 2020 te bevriezen voor de jaren 2020 en 2021. Het nieuwe kabinet zal dan met daadwerkelijke wijzigingen komen. De wijzigingen in 2020 en 2021 ten opzichte van de huidige begrote opbrengsten zijn in dat geval minimaal. Voor de jaren 2022 en verder is de onzekerheid over de (financiele) gevolgen van de coronacrisis op het provinciefonds groot. Gezien de stand van zaken met betrekking tot de formatie moeten we rekening houden dat er mogelijk pas zicht is op de verdere ontwikkeling van de algemene uitkering in een circulaire in 2022.
Deze pagina is gebouwd op 09/24/2021 08:12:27 met de export van 09/24/2021 07:58:17